Baybaşin en de tuchtzaak tegen Wladimiroff

In mijn werkzame leven ging ik in het begin van mijn loopbaan in het organisatieadvieswerk mee met zo’n ouwe rot in het vak om een opdracht binnen te halen, zoals dat heet.  Dan was ik na zo’n bespreking bij de klant helemaal enthousiast. ‘Het was zo’n goed gesprek, dat kon niet meer missen’, gaf ik dan mijn eerste indruk. Mijn ervaren collega temperde meteen de feestvreugde en zei dan: “De opdracht is niet eerder binnen dan dat de handtekeningen zijn gezet.” En zo was het. Vandaar misschien dat ik door die ervaring niet direct sta te juichen over de getoonde euforie met betrekking tot de uitspraak in de tuchtzaak die Baybaşin heeft aangespannen tegen Wladimiroff. Onderdeel a betrof de rol van Buruma en b Wladimiroff als de advocaat van Demmink in de art.12 procedure ivm de verkrachtingszaak die zijn advocaat namens de Turkse mannen tegen Demmink had aangespannen. De één weet het nog mooier voor te stellen dan de ander.

“LOL:Baybasin wint van Micha Wladimiroff” en “Uitspraak opent deuren.” Het klinkt als muziek , maar ik las de uitspraak toch met beduidend minder enthousiasme.

Die winst is dus beperkt. Nuchter bezien, zeer beperkt. Met het gegrond verklaren van de ‘schijn’ van belangenverstrengeling is in ieder geval, weliswaar impliciet, bevestigd dat Wladimiroff heeft ‘gelogen’ toen hij beweerde nooit voor Baybaşin te hebben gewerkt. En ik kan mij voorstellen dat dat voor Baybaşin een erkenning inhield. Maar dan?

Gewonnen aan geloofwaardigheid?   Was dat de inzet van de tuchtklacht? Hoe dan ook, niet de geloofwaardigheid van Baybaşin is hier van belang, maar de leugenachtigheid van Wladimiroff, immers als hij liegt over zijn rol als advocaat van Baybaşin, dan kon hij ook wel eens hebben gelogen, althans niet de waarheid hebben verteld zeggen wij dan, over zijn rol in die toelatingscommissie CEAS. Dat is m.i. de oogst van deze exercitie en in die zin vind ik de opmerking van Rein Gerritsen over consilience of inductions heel mooi.

Over toeval gesproken: dan denk ik weer aan de mogelijkheid, wellicht vergezocht, maar toch niet ondenkbaar, dat hij Wladimiroff e.e.a. met de Raad heeft voorbeproken in die ruim twintig minuten die hij met zijn advocaat in de kamer met hen heeft doorgebracht. Wij zaten met de advocaat van Baybaşin voor de deur te wachten al die tijd. En wij moesten geloven dat zij aan de andere kant ook niets anders deden dan wachten op het moment dat Baybaşin werd ‘aangevoerd’.  De voorzitter vroeg nog toen wij binnen mochten komen aan de advocaat: “Is Baybasin al aangevoerd?” Een dergelijke vraagstelling van de voorzitter komt bij mij als hoogst ongeloofwaardig over.  Blijkbaar ben ik de enige die er over valt want niemand anders heeft het erover.

Ik heb wel mijn bedenkingen. De Raad heeft de rol van Wladimiroff in die TCEAS niet verder inhoudelijk willen toetsen omdat de redelijke termijn was verstreken. Daar kwam de Raad zelf niet op, het werd als bezwaar ingebracht door de advocaat van Wladimiroff en er werd meteen, zo weet ik mij te herinneren, gretig en nadrukkelijk op gereageerd, vandaar mijn wantrouwen dat er iets is voorgesproken tussen de raad en Wladimiroff. Baybaşin werd aansluitend meteen door de voorzitter geconfronteerd met de vraag: ‘Waarom niet eerder?’

Op zich is dat een interessante en relevante vraag, want inderdaad, waarom heeft zijn advocaat indertijd, toen het speelde in 2010, geen actie ondernomen? “Uit de overgelegde stukken en over en weer ingenomen stellingen blijkt dat het klager in het voorjaar van 2010 bekend was dat verweerder in de TCEAS zitting had of zou hebben. De klacht daarover dateert van 20 februari 2014” Baybaşin kon geen antwoord geven. En zijn advocaat hield zich stil. Is daar dan niet over nagedacht? Of was het toen niet interessant?

En waarom werd het dan in 2014 ineens wel interessant? “Bij de klaagschriften (…) is een schrijven gevoegd van de advocate van beide klagers (…) waarin wordt opgemerkt dat tussen beide zaken en de procedures in de zaak Baybasin een directe link bestaat. Bij het Bossche hof is thans nog een ontnemingsprocedure aan de orde met betrekking tot Baybasin, terwijl in de hoofdzaak Baybasin momenteel een herzieningsverzoek bij de Hoge Raad loopt.”

Telkens wordt door de advocaat van B., maar ook door Poot&Co, benadrukt dat er een ‘directe’ link bestaat, tussen de zaak Baybaşin en de zaak van de verkrachte Turkse mannen. Dat is ronduit vreemd te noemen, immers Baybaşin zelf heeft in één of meerdere van zijn radio optredens bij Talk2Myra juist het tegendeel beweerd namelijk, dat er in feite geen link is tussen die twee zaken. Hijzelf ziet het als twee afzonderlijke zaken. Daar ben ik het mee eens.

Het betreft niet een directe link, maar een (veronderstelde nog te bewijzen) indirecte link, in de vorm gegoten van ‘het complot’, waarbij de Nederlandse staat door de Turkse staat zou zijn gechanteerd met de pedocriminele handel en wandel van Demmink. Het pleidooi van zijn advocaat was m.i. opnieuw teveel gericht op het complot, waar Wladimiroff vervolgens meesmuilend op reageerde.

Helaas wilde de advocaat na een eerdere toezegging, mij geen inzage meer geven in de wederzijdse pleidooien ter zitting. Ik had het graag nog eens rustig bekeken achteraf. Zo langzamerhand vraag ik me af of Baybaşin eigenlijk wel weet wat er namens hem wordt beweerd en ondernomen, immers het is allemaal in het Nederlands.

In ieder geval heb ik al vanaf 2012 zowel bij Vrij Nederland als bij De Roestige Spijker geschreven dat deze jacht op Demmink die, terecht of onterecht, door zijn advocaat en Poot&Co zo is ingezet, niet in het voordeel van het ontkrachten van zijn veroordeling zelf is, in tegendeel. Het heeft eerder averechts gewerkt.

Mijn commentaren hebben in de aanpak niet veel kunnen veranderen, Baybaşin wordt er telkens met de haren bij gesleept. En dat geldt andersom ook voor Demmink. Niet dat ik hiermee beweer dat Demmink geen bemoeienis heeft gehad met zijn arrestatie en detentie, beslist niet.

Ik heb hem gevraagd wie hem in 2007 op het idee heeft gebracht om Demmink aan te klagen voor het verkrachten van de Turkse jongens indertijd. “Tegen de volgens de Turkse autoriteiten gechanteerde topambtenaar van Justitie deed hij tevens aangifte wegens pedofilie. Voorlopig zonder succes. Het Landelijk Parket weigerde een strafrechtelijk onderzoek in te stellen tegen deze aangifte. Een daarop volgende klacht van Baybasin tegen deze weigering tot vervolging werd op 17 oktober 2008 door het Gerechtshof te ’s Gravenhage afgewezen.”

Hij beweerde dat hijzelf dat initiatief had genomen, maar ik geloof het niet. Hij moet op het idee zijn gebracht. In ieder geval was deze aanklacht nodig voor Poot&Co om, zoals Poot het zelf noemde, de jacht op Demmink te openen.

Op 4 juni 2010, nadat zijn verzoek bij de TCEAS op niets was uitgelopen, ging de media campagne  van Poot&Co van start: “Met het gisteren gepresenteerde boek ‘De Demmink Doofpot’ belandt de geruchtmakende affaire rondom de ontwikkelingsmaatschappij Chipshol in een nieuwe fase.” , lees ik in hun eerste artikel.

Poot&Co hebben er nooit een geheim van gemaakt dat zij uit waren op de 20 miljard. Vandaar ook dat ik de fractievoorzitters gevraagd heb om nu juist de Shipsholaffaire te onderwerpen aan een parlementaire enquete.

De pedofiele strapatsen van Demmink, interesseerde Poot&Co helemaal niet, zo verkondigde hij nog niet zo lang geleden in de Volkskrant doodleuk. Baybaşin interesseert ze ook niet. En dat zeg ik,  hij wordt gewoon opgevoerd als het Poot&Co in hun jacht op Demmink zo uitkwam.

Ook nu moest Baybasin weer komen opdraven, immers de tuchtklacht was naar aanleiding van de artikel12 procedure, waar Wladimiroff optrad als Demminks advocaat, niet naar aanleiding van de rol van Wladimiroff in de TCEAS. Dat is er aan toegevoegd en ik neem aan, dat hij daarom er in mee is gegaan. En juist op dat punt heeft hij bakzijl gehaald.  Dat moet een grote teleurstelling voor hem zijn.

“Het is de plicht van de klager om te motiveren waarom hij de klacht niet eerder heeft ingediend. Dat heeft hij niet gedaan terwijl niet is gebleken van omstandigheden die meebrengen dat klager desondanks in zijn klachten zou moeten worden ontvangen. Het voorgaande leidt ertoe dat klager in zijn klacht voor wat onderdeel a betreft niet ontvankelijk is.”

Aldus de Raad van Discipline, die om die reden er niet toe over is gegaan om de rol van Wladimiroff in het TCEAS inhoudelijk te toetsen, als ze dat al ooit hadden gewild. Wat is dan concreet de winst voor hemzelf? De ‘schijn’ van belangenverstrengeling? Zijn geloofwaardigheid? De winst is zo mager en het bewijzen van het complot is zo’n grote omweg, dat daarmee Baybaşin van zn levenslang niet vrij zal komen, althans dat is mijn idee.

Dat twitter dialoogje met Rein Gerritsen levert wel een paar nieuwe inzichten. Nu blijkt dat Wladimiroff over het ene heeft gelogen, kan het zijn dat hij ook over zijn rol in het TCEAS heeft gelogen, om precies te zijn, zich als een draaikont om de waarheid heen heeft gedraaid. Wat dat betreft lijkt de juridische wereld als twee druppels op de politiek. Allemaal draaikonten, ze konden Hollandse derwisjen zijn.

Maar goed, wie kan A-G Aben overtuigen om Wladimiroff en Buruma alsnog onder ede te (laten) verhoren, over wie nu precies betrokken waren bij de beslissing van het TCEAS om de getuigenverhoren af te blazen? Volgens de advocaat van B. heeft Buruma zelf verklaard dat die beslissing door Wladimiroff werd ingegeven. Dat bewezen te krijgen is in het belang van Baybaşin, immers die getuigen wilden verklaringen af leggen over het vervalsen van de tapbestanden. Daar is hij op veroordeeld, en daar moet de focus op gericht blijven. Je moet niet te hoog willen grijpen en een complot willen bewijzen. Nu Turkije heeft aangegeven ruimhartig te willen meewerken als er verzoeken komen vanuit Nederland, biedt dat perspectief.

De Raad van Discipline Wladimiroff-Baybasin

Het vrouwe justitia symbool is het symbool van rechtvaardigheid. Een geblinddoekte vrouw, met in de ene hand een weegschaal en in de andere hand een zwaard. Denkend aan de zaak Baybaşin krijgt dat zwaard toch een andere betekenis en is het in de handen van zijn rechters eerder een zwaard van Damocles.

Die weegschaal die weegt naar gelang het belang, zo kreeg ik de indruk. Dus welk belang weegt het zwaarst. Als je in de rechtszaal zit, zoals ik vorige week maandag, dan zie je Lees verder “De Raad van Discipline Wladimiroff-Baybasin”

Baybasin, Wladimiroff en de Raad van Discipline

“Ik eis een bewijs”, zei de voorzitter van de Raad van Discipline. Zo ongeveer dan, maar in feite komt het daar op neer, toen Baybaşin ter zitting uitlegde, op vragen van de rechter, hoe het was gegaan met de advocaat Wladimiroff voor wat betreft het betalen van zijn diensten.

De rechter zei: U hebt de zaak aangespannen, u moet bewijzen, en dus onderbrak de vz van de raad van Discipline regelmatig Baybaşin’s verhaal met: Heeft u daar een reçu van? of: Heeft u daar een kopie van gemaakt?

Baybaşin verdedigde zich en vertelde de voorzitter dat hij antwoord gaf op de vragen, door de gang van zaken te schetsen, maar dat hij de gevraagde bewijzen niet kon overleggen. Hij voegde daar aan toe dat binnen de gevangenis alles wordt geregistreerd, bovendien had hij post aan Wladimiroff aangetekend verstuurd, waarvoor hij per keer 13 euro moest betalen, dus het moest wel te achterhalen zijn.

Hij schetste de Raad hoe moeilijk het was om een dossier compleet en op orde te houden in de gevangenis, omdat het dossier keer op keer in beslag werd genomen en er zaken uit verdwenen. Ook het kopiëren in de gevangenis is niet eenvoudig te realiseren voor een gedetineerde.

Het dossier was meerdere keren vanuit zijn cel meegenomen, ook door Demmink en dat weet ik mij nog te herinneren uit één van zijn radio optredens bij Talk2Myra, en zelfs Peter R. de Vries heeft zijn dossier, onder het mom van mogelijk hulp, in vertrouwen meegekregen. Ook toen bleken er na teruggave stukken uit verdwenen.

Hoe dan ook de voorzitter van de Raad ging daar niet op in, in tegendeel het bleef: maar toch, maar toch, maar toch, meneer Baybaşin, u hebt deze zaak aangespannen, dus u moet bewijzen met reçu’s en kopieën etcetera, etcetera.

Het zal duidelijk zijn dat de tegenpartij Wladimiroff en zijn advocaat het hier roerend mee eens waren. En objectief gezien is dat standpunt juridisch zeker juist, maar was het redelijk? Nee, niet zoals het werd gebracht en niet na zoveel maanden van uitwisseling van standpunten. Vragen werden gesteld, die de rechters tijdens de voorfase van uitwisseling van standpunten m.i. ook hadden kunnen bedenken, maar werden bewaard tot de afrondende mondelinge bespreking, alsof die ter plekke spontaan bij hen opkwamen.

Dit  alles gebeurde tijdens de openbare zitting op 26 januari j.l. van de door Baybaşin aangespannen zaak tegen zijn voormalig advocaat Wladimiroff, die prompt ontkende ooit voor Baybaşin te hebben gewerkt. Hij wist van niks, kon zich niets herinneren en had nooit iets ontvangen, geen dossier, geen geld. Het waren slechts orienterende contacten die niet hebben geleid tot een werkrelatie. Zo zou ik het willen samenvatten.

De naam Demmink zei hem, als voormalig internationaal jurist, helemaal niets, totdat hij er door de tegenpartij mee werd geconfronteerd. Hij had ook nooit bemoeienis gehad met het besluit om het horen van een getuige in Turkije, die ontlastende verklaringen voor Baybaşin wilde afleggen tegenover de Nederlandse rechter commissaris, niet door te laten gaan. Dat was van een ander niveau, uitvoeringsniveau, zo beweerde hij glashard.

De rechters zwegen stil. De enkele vraag die Wladimiroff werd voorgelegd werkte in feite bevestigend voor zijn gelijk. Wat mij betreft vroegen de rechters vooral naar de bekende weg. Vragen waarbij je bij voorbaat al het antwoord weet, maar nog graag even uitgesproken wilt hebben? De voorzitter vroeg nog net niet aan de griffier: “Heeft u dat genoteerd?” De vragen werkten telkens in het nadeel van Baybaşin en in het voordeel van Wladimiroff.

‘Van der Plas en Baybaşin geloven in een complot’, sprak Wladimiroff,  op een soort van genoeglijk ons kent ons toontje, tegen de rechters.

Laten we dat zeer beladen woord in het vervolg maar achterwege laten, bedacht ik later, en het hebben over een Gentlemen’s Agreement of Herenakkoord, waar niets van op papier komt te staan. Kom er dan maar eens achter, als er zoveel obstakels worden opgeworpen. En hetgeen je dan ondanks de obstakels wel kunt bewijzen wordt genegeerd of geweigerd. Dat mag de rechter, volgens de wet, zonder enige verantwoording daarover af te leggen.

Van Wicher Wedzinga las ik ooit een tweet waarin hij beweerde dat een onvolkomen rechtsgang niet altijd tot een onjuist oordeel leidt. Hij schreef dat ter verdediging van het OM. Die onvolkomenheden in de rechtsgang heeft  Baybaşin ten volle mogen ervaren, keer op keer, echter in zijn nadeel. Ton Derksen heeft er een boek over geschreven: Verknipt Bewijs.

23 maart weten we meer, dan komt de Raad van Discipline met haar oordeel of met een tussenstandpunt. We wachten maar weer af, maar wachten duurt lang als je levenslang hebt gekregen.

 

p.s. : Toch heeft het hof van discipline Baybasin niet helemaal met lege handen laten staan. Kon ook moeilijk met het overlegde bewijs ( zie bij commentaren) De beslissing was als volgt:

“7 BESLISSING De Raad van Discipline: – verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht voor zover die onderdeel a. betreft; – verklaart klachtonderdeel b. gegrond; – legt daarvoor aan klager de maatregel van enkele waarschuwing op. Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, mrs. M.G. van den Boogerd, W.J. Hengeveld, P.J.E.M. Nuiten en P.C.M. van Schijndel, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 maart 2015.”

En punt b betreft uitsluitend de ‘schijn’ van belangenverstrengeling.

“5.17 Al met al is de raad van oordeel dat er in elk geval een schijn van belangenverstrengeling bestaat en dat die schijn door verweerder had moeten worden voorkomen. Met andere woorden, hij had in redelijkheid niet kunnen en mogen besluiten om voor Demmink te gaan optreden zonder daarvoor uitdrukkelijk de toestemming van beide partijen te vragen. Zodra hem bekend werd dat de kwestie te nauw verstrengeld was met de strafzaak tegen klager, had verweerder zich moeten onttrekken. Dat heeft hij niet gedaan en dat levert naar het oordeel van de raad een tuchtrechtelijk verwijt op. 5.18 De klacht is in zoverre gegrond.”