‘Jongens’, zei ik op een keer tegen mijn beide kleinzonen,’ jongens, wat kun je nu het beste doen als je alleen bent en een groep agressieve jongens tegenkomt?…… Als je kans ziet, maak je dan uit de voeten, maar lukt dat niet, probeer dan de leider te vinden, degene die de opdrachten geeft. Daar ga je met al je energie op af. Dat is jullie enige kans jongens in zo’n situatie. Dat heb ik niet van mezelf maar van jullie oudoom. Die deed dat zo! Maar nogmaals alleen als je niet anders kan.’
Ook Baybasin voelde zich geplaatst tegenover een groep en is het gevecht aan gegaan met
Nederlandse -en Turkse justitiele autoriteiten:
“Sinds het arrest van het hof zijn uit diverse Turkse en Nederlandse bronnen nieuwe feiten naar voren gekomen over de achtergronden van deze indertijd tegen verzoeker geïnitieerde strafvervolging en over de wijze waarop het bewijsmateriaal in deze strafprocedure is vergaard. Tezamen en in onderlinge samenhang bezien leiden deze nieuwe feiten tot de dwingende conclusie dat aan verzoekers arrestatie en veroordeling een samenspanning ten grondslag ligt vanaf hoog politiek niveau met als doel verzoeker in Nederland te laten veroordelen voor nooit door hem gepleegde delicten. Hiertoe heeft gedurende een aantal jaren overleg en samenwerking plaatsgevonden tussen de Turkse en Nederlandse justitiële autoriteiten, welke samenwerking indertijd tegenover het hof onder ede valselijk is ontkend. In het kader van deze samenwerking hebben Nederlandse en Turkse politiefunctionarissen in Istanbul gezamenlijk telefoongesprekken van verzoeker afgeluisterd en zijn door Turkse politiefunctionarissen gemanipuleerde telefoongesprekken en ander vals bewijsmateriaal aan de Nederlandse politie overhandigd met als doel deze in de Nederlandse strafprocedure tegen verzoeker als bewijs in te brengen.”
Een overmacht zo bleek wel. Het is verspilde energie om met dergelijke anonieme grootheden het gevecht aan te gaan. De overmacht was letterlijk te groot. In de Hoger Beroepzaak in 2002 werd Baybasin dan ook grondig verslagen:
“Tot slot overweegt het hof nog als volgt.
Voor zover de verdediging heeft beoogd te betogen dat de gehele Turkse overheid volstrekt corrupt is en dat de Nederlandse justitie om die reden op geen enkele wijze mag samenwerken, op straffe van onbruikbaarheid van het aldus verkregen bewijs, overweegt het hof dat dit verweer met betrekking tot onderhavige strafbare feiten niet aannemelijk is geworden en mitsdien wordt verworpen.”
In 2007 kwam er een naam naar voren. Langedoen vertelt dat de geheime dienst van Turkije de link legde tussen Baybaşin en Demmink. Maar was de jacht op Demmink&co nu zo succesvol? Nee, want daarmee kwam het accent te liggen op de verkrachting van de Turkse jongens en de mogelijke chantage van de Nederlandse staat vanwege Demmink. Het complot’ werd een dankbaar onderwerp om Baybaşins zaak naar de achtergrond te drukken. Het is dan te persoonlijk geworden erkent ook Langendoen als hij de krant laat optekenen dat het hem stoort dat de Demmink-zaak zoveel publiciteit krijgt. “Het trekt de aandacht weg bij de zaak Baybasin.” Inderdaad, maar die lijn is door Baybaşin en zijn verdediging helaas zelf opgepakt en ingezet.
Hoe dan ook dit gevecht was en is goed bekeken nog altijd een gevecht op papier. In feite is het een gevecht met papieren tijgers: de vonnissen, de arresten, de verklaringen, de transcripties van de tapverslagen, de ten last gelegde delicten. En juist in dat laatste ligt een kans, want wat was nu, wettelijk gezien, van doorslaggevende betekenis voor de veroordeling van Baybaşin tot levenslang? Aben schreef: “Alleen voor de Ögezaak, voor het beramen en instrueren van een moord op 9 november 1997, kon levenslang worden gegeven”
Dit ‘delict’ was dus de belangrijkste factor in de veroordeling. The number one, zogezegd. De leider van de papieren tijgers. Juist die moet uitgeschakeld worden. Daar moet alle energie naar toe gaan in het gevecht om het recht.
De Ögezaak was en is nog steeds het belangrijkste gegeven in de veroordeling, immers die was en is wettelijk gezien de enige mogelijkheid om hem tot levenslang te veroordelen, aldus Aben. Dus ook de handhaving daarvan. Daarentegen ook de enige mogelijkheid om er weer vanaf te komen! De rest van de aantijgingen mogen we daarom zien als bladvulling. Daarmee werd de zaak opgetuigd, moest het meer gewicht krijgen en tegelijkertijd trok het de aandacht weg bij het belangrijkste delict, de Ögezaak
Dat gebeurt nog steeds, ook in de conclusie van Aben naar aanleiding van het herzieningsverzoek. Aben noemt weliswaar deze wettelijke mogelijkheid direkt in het begin, waarschijnlijk omdat hij wel moest, maar hij verlegt het accent naar de tapgesprekken, de wijze waarop die tot stand zijn gekomen, en uiteraard naar het complot.
‘Puntsgewijs (maar niet uitputtend) nog het volgende’, schrijft hij, waarna van alles volgt maar de Ögezaak niet meer. ‘Een aantal bijlagen heb ik thans onbesproken gelaten (juist ja de Ögezaak) onder meer omdat ik meen dat ik mijn conclusie toereikend heb onderbouwd.’ Inderdaad en uiteraard, u zult Aben niet kunnen betrappen op een onzorgvuldigheid. Aan het einde van zijn conclusie is de naam Öge dan ook helemaal uit zijn betoog verdwenen. Dat is niet per ongeluk zo, dat is met opzet, dat durf ik rustig zo te stellen, als ik de samenstelling van die conclusie zo bekijk!
Aben concludeert dat: ‘de aangevoerde gegevens ( van de verdediging z.i.) ontoereikend zijn voor het ontstaan van een ernstig vermoeden dat het onderzoek van de zaak zou hebben geleid tot een vrijspraak of tot niet ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, in het geval dat de rechter bij het onderzoek ter terechtzitting daarmee bekend was geweest.’
Kortom wat aan materiaal is aangereikt, door de verdediging voldoet niet voor een herziening. Dat is wat Aben hier klip en klaar stelt. ‘Zonder nader onderzoek, schrijft hij, kan thans onvoldoende worden beoordeeld in hoeverre kan en moet worden vertrouwd op de inhoud van het overgelegde materiaal( van de verdediging).’ Materiaal dat hij in zijn onderbouwing al zo ongeveer met de grond gelijk heeft gemaakt en gepresenteerd.
Het hangt dus af van ‘zijn’ nader onderzoek af en ‘of’ hij iets vindt. Hij gaat op zoek naar ‘de vraag’ of er een grond voor herziening aanwezig is, zo schrijft hij in de volgende alinea:
‘Niettemin meen ik dat het materiaal waarmee het herzieningsverzoek is onderbouwd aanleiding geeft voor nader onderzoek naar de vraag of een grond voor herziening aanwezig is. Ik meen dat het door mij beoogde onderzoek zich primair moet richten op eventuele aanwijzingen van manipulatie van het bewijsmateriaal en op de eventuele mogelijkheden daarvoor. Daarmee zou het onderzoek zich uitstrekken over de mogelijkheid van onregelmatigheden in de telefoontaps waarop het bewijs tegen Baybasin mede is gebaseerd (= 90%) en het opsporingsonderzoek ( =10% verklaringen)dat indertijd tegen Baybasin is verricht. In dat verband acht ik onder meer nader audiotechnisch onderzoek als hierboven beschreven aangewezen.’ Tot zover Aben.
Aben is nu inmiddels 4 jaar op zoek baar de vraag. Het boek van Ton Derksen Verknipt bewijs heeft hem blijkbaar onvoldoende opgeleverd. Wicher Wedzinga schrijft daarover dat in de afweging voor herziening meer gewicht zal worden gegeven aan de deskundigen van Aben dan die van de verdediging.
Hoe dan ook de Ögezaak is door Aben kundig naar de zijlijn gemanouvreerd, sterker nog helemaal weggespeeld. Een te groot gevaar, immers zoals hij in het begin van zijn conclusie stelde: “Alleen voor de Ögezaak, voor het beramen en instrueren van een moord op 9 november 1997, kon levenslang worden gegeven.”
Als de verdediging zich hier op concentreert en daar alle energie in steekt dan vallen alle papieren tijgers in het net of in het niet, dat is om het even. Dat had meteen vanaf het begin de strategie moeten zijn. Ik weet het, ik heb gemakkelijk praten achteraf.